Weg met Tina!
In dit artikel:
De Hoge Raad en lagere rechters worstelen steeds meer met de beoordeling van tax‑driven financieringsconstructies bij overnames van Nederlandse vennootschappen, en de structuren zelf worden ook steeds ingewikkelder. In recente zaken — onder meer de overname door private equity van een winstgevende Nederlandse brillenketen (zaken tot 2022/2025) — komt steeds hetzelfde patroon naar voren: kapitaal dat feitelijk door een overnemer beschikbaar is, wordt via (schijnbaar) niet‑verbonden tussenhoudsters in een belastingparadijs opgepompt en als lening teruggeleid naar een speciaal opgerichte Nederlandse overname‑BV. Die BV koopt de target en vormt vervolgens een fiscale eenheid met haar; de vroeger belastbare winsten van de target verdwijnen door de hoge renteaftrek die naar de tax‑haven-entiteit vloeit.
De wetgever heeft met anti‑BEPS‑regels reeds tegen dit soort rente‑aftrekconstructies opgetreden en in de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting is artikel 10a opgenomen — in de praktijk “Tina” genoemd — dat specifieke verbondenheidscriteria en verdachte transacties aanwijst. Maar Tina is ingewikkeld en blijkt omzeild te kunnen worden door de constructeurs; daardoor rijst de vraag of de Belastingdienst zich dan nog op het ongeschreven antimisbruikprincipe (fraus legis) kan beroepen. De rechtspraak biedt daarover een genuanceerd, soms onsamenhangend beeld, met hoofdregels en uitsluitingen die niet altijd helder zijn (zie onder meer een tweede cassatie in de eerder genoemde brillenzaak, 2025).
Sinds kort is daar bovendien artikel 29j Wet Vpb bijgekomen, ingevoerd ter implementatie van artikel 6 van de EU‑antimisbruikrichtlijn (ATAD). Die bepaling verplicht Nederland kunstmatige constructies te negeren die zijn opgezet met het oog op een belastingvoordeel dat het doel of de werking van de vennootschapsbelasting ondermijnt. Rente‑schuiven via tax havens en onnodige schulden tussen gelieerde entiteiten voldoen veelal aan het criterium van „kunstmatigheid”.
Kortom: hoewel Tina meer voorspelbaarheid pretendeert door concrete criteria te geven, biedt het geen waterdichte bescherming als omzeiling mogelijk blijft. Artikel 29j en het fraus‑legis‑beginsel vullen die lacune grotendeels op en maken het lastiger voor agressieve belastingconstructeurs om juridische zekerheid te claimen. De auteur pleit dan ook voor het afschaffen van Tina: goede antimisbruikbescherming is reeds gewaarborgd via de bredere, op doel en realiteit gerichte normen.