Staat hoeft niet meer maatregelen te nemen tegen Israël in verband met Gaza

In dit artikel:

Op 6 november 2025 verwierp het gerechtshof Den Haag vorderingen van Al-Haq en enkele andere organisaties die de Nederlandse staat wilden dwingen harder op te treden tegen Israël vanwege het geweld in Gaza en de bezette Palestijnse gebieden. De eisers, die namens de Palestijnse bevolking optraden, stelden dat Israël zich schuldig maakt aan genocide en ernstige mensenrechtenschendingen en eisten drie concrete maatregelen van de Staat: een stop op uitvoer van militaire goederen naar Israël, een verbod op uitvoer van getrainde honden die door het Israëlische leger tegen Palestijnen kunnen worden ingezet, en optreden tegen Nederlandse bedrijven die zaken doen met illegale nederzettingen.

Het hof erkende dat er aannemelijk sprake kan zijn van een reëel risico op genocide en ernstige schendingen van mensenrechten, maar wees de vorderingen af. De rechtbank motiveerde dat het niet primair aan de rechter is om de regering te dicteren welke beleidsmaatregelen moeten worden genomen en dat sommige verlangde stappen feitelijk een wetswijziging vereisen. De Staat voert volgens het hof al beleid, waaronder het niet verlenen van vergunningen voor militaire export wanneer inzet in Gaza te verwachten is, en er was onvoldoende grond om het optreden tegen bedrijven in nederzettingen juridisch af te dwingen. (ECLI:NL:GHDHA:2025:2290)