Rechtspraak bepleit uitstel van vastleggen procesafspraken in wetgeving
In dit artikel:
De Raad voor de rechtspraak heeft kritiek geuit op de Eerste aanvullingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, die recent is gepresenteerd. Twee belangrijke bezwaren werden geformuleerd: het is prematuur om procesafspraken nu al wettelijk te verankeren, en de rechter moet de mogelijkheid hebben de schuldvraag te beoordelen als een verdachte bezwaar maakt tegen een strafbeschikking.
Procesafspraken zijn nieuwe afspraken tussen verdachten en het Openbaar Ministerie (OM) die de efficiëntie van strafprocedures kunnen verhogen. Momenteel vallen deze afspraken onder richtlijnen van de Hoge Raad, maar een wettelijke basis ontbreekt nog. De Raad wijst op de noodzaak om meer ervaring op te doen en de waarde ervan in verschillende situaties te bepalen voordat ze in wetgeving worden vastgelegd.
Daarnaast gaat het wetsvoorstel niet voldoende in op de rol van de rechter bij bezwaren tegen de omzetting van strafbeschikkingen. De officier van justitie kan straffen opleggen die later kunnen worden aangepast, maar als een verdachte hiertegen bezwaar aantekent, kan de rechter volgens de huidige wetgeving enkel nagaan of de voorwaarden niet zijn nageleefd, zonder de bewijsvoering van het OM te toetsen. Dit kan leiden tot onrechtvaardige situaties, volgens de Raad. Daarom wordt geëist dat de rechter ook in deze gevallen de mogelijkheid krijgt om de schuldvaststelling te beoordelen.
Al met al pleit de Raad ervoor om het wetsvoorstel te herzien met het oog op eerlijkheid en rechtsontwikkeling.