Rechtenfaculteiten krijgen oog voor sociale rechtshulp
In dit artikel:
De aandacht voor de sociale advocatuur op Nederlandse rechtenfaculteiten groeit weliswaar, maar blijft vooral versnipperd en vrijwillig; stakeholders roepen op tot een structurele en urgentere aanpak. Het ministerie van Justitie en Veiligheid, de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) werken samen aan een plan om rechtenstudenten meer met de sociale praktijk in aanraking te brengen. De aanleiding is dat veel studenten de sociale advocatuur niet kennen, terwijl die juist cruciaal is voor de toegang tot het recht van mensen met beperkte middelen.
Concrete voorbeelden van nieuwe onderwijsinitiatieven zijn er al. Eind 2024 en in 2024/2025 startten belangrijke trajecten: Erasmus School of Law ontwikkelde met de RvR de minor Legal Technology, waarin derdejaarsstudenten een legaltech-oplossing voor de sociale praktijk ontwikkelen; Tilburg University begon in september 2024 met een Extended Master sociale advocatuur; en de Universiteit van Amsterdam stelde per 1 december 2024 de bijzondere leerstoel Toegang tot het recht en gesubsidieerde rechtsbijstand aan Liesbeth Hulst in. Meerdere universiteiten en hogescholen organiseren gastcolleges en voorlichtingsdagen; de RvR vergoedt sociaal advocaten die gastlessen geven.
Er lopen ook beleidsideeën om de bekendheid structureel te vergroten: permanente integratie van sociale advocatuur in het curriculum, inzet van social media, (verplichte) stages bij rechtswinkels of sociale kantoren, een intern opleidingsinstituut binnen nieuwe kantoormodellen en meer aandacht in de basisopleiding voor familie- en jeugdrecht — rechtsgebieden waarin veel sociaal advocaten werken.
Onderzoekers en hoogleraren wijzen op schrijnende cijfers en onbalans in het huidige onderwijs: ongeveer driekwart van de studenten zegt nauwelijks in aanraking te komen met sociale advocatuur, terwijl zij wel veel contact hebben met commerciële praktijkmodellen (gastdocenten van commerciële kantoren verschijnen drie keer zo vaak). Een derde van de studenten staat echter positief tegenover het vak van sociaal advocaat, wat wijst op kansen om interesse te wekken als de opleiding anders wordt ingericht. Ook wordt genoemd dat 85% van de civiele zaken familierecht betreft, een veld dat in de opleidingen relatief weinig aandacht krijgt, terwijl veel burgers daarvan afhankelijk zijn.
Binnen universiteiten verschillen de benaderingen. Tilburgs hoogleraar Reinout Wibier en de Extended Master leggen in verdiepende vakken aandacht bij huurrecht, schuldhulpverlening, financiering van de sociale praktijk en keuzevakken in familie-, jeugd-, arbeids- en sociaal zekerheidsrecht. De UvA kiest juist voor versterking binnen bestaande vakken: via de leerstoel van Liesbeth Hulst en een verplicht derdejaarsvak “Recht en praktijk” (vanaf januari) moet de sociale praktijk beter zichtbaar en praktisch bespreekbaar worden. Ook het Erasmus Honours Law College heeft de sociale advocatuur structureel in het honoursprogramma en werkt samen met Sociaal Advocaten Rotterdam voor colleges, moot courts en aankomende stages.
Sociaal advocaten en docenten benadrukken dat onderwijs over sociale advocatuur niet alleen beroepsoriëntatie is, maar bijdraagt aan het begrip van welke maatschappelijke functies het recht vervult. Gastdocent en advocaat Pejman Bahreman ziet in het onderwijs een manier om empathische, kritische en maatschappelijk betrokken juristen te vormen en de legitimiteit van faculteiten te versterken. Wibier wijst erop dat faculteiten, grotendeels publiek gefinancierd, een verantwoordelijkheid hebben om mee te werken aan het verminderen van het tekort aan rechtsbescherming voor mensen met kleinere inkomens. Hij pleit ervoor dat veranderingen uit de universiteiten zelf komen in plaats van opgelegd door de overheid.
Praktische oplossingen die genoemd worden zijn relatief eenvoudig te realiseren: meer gastcolleges en stages bij sociale kantoren, schaalbare togastage-modules zodat ook kleine praktijken studenten kunnen plaatsen, verplichte vakken en minors die sociale advocatuur ademen, en samenwerking met rechtswinkels. Ook wordt gewezen op hybride kantoorvormen waarin advocaten zowel betaalde cliënten als toevoegingscliënten bedienen, wat een aantrekkelijk carrièremodel kan zijn voor wie zowel maatschappelijke impact als inkomen wil combineren.
Kortom: er is een kentering zichtbaar met pilots en nieuwe opleidingen, maar er is breed draagvlak voor een samenhangende, structurele verankering van de sociale advocatuur in het rechtsonderwijs — zowel om studenten te diversifiëren in hun loopbaankeuzes als om de toegang tot recht voor grote groepen burger te verbeteren.