Minister moet zelf export F-35-onderdelen herbeoordelen

maandag, 6 oktober 2025 (10:44) - Nederlands Juristenblad

In dit artikel:

De Hoge Raad heeft op 3 oktober 2025 beslist dat het eerdere verbod op uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël niet in stand blijft in de vorm zoals het Gerechtshof Den Haag dat had opgelegd. De minister moet de eerder verleende uitvoervergunning opnieuw beoordelen en daarbij expliciet toetsen of het verlenen ervan een duidelijk risico inhoudt dat de goederen worden gebruikt bij ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. Die herbeoordeling moet binnen zes weken plaatsvinden.

Achtergrond: het Gerechtshof Den Haag oordeelde op 12 februari 2024 dat Nederland de export van reserveonderdelen voor F-35‑vliegtuigen aan Israël moest staken, omdat de minister bij zijn beoordeling niet voldoende had getoetst aan de dwingende criteria uit het EU‑Gemeenschappelijk Standpunt en het Wapenhandelsverdrag (ATT). Procureur‑generaal Vlas had de Hoge Raad op 29 november 2024 geadviseerd het vonnis van het hof te bevestigen.

De Hoge Raad benadrukt dat regels uit het Besluit strategische goederen, het ATT en de EU‑regelgeving doorwerken in het Nederlandse recht en erop gericht zijn burgers te beschermen tegen de gevolgen van wapengebruik in strijd met het internationaal humanitair recht. Wel benadrukt de Hoge Raad de terughoudendheid van de rechter bij zaken die nationale veiligheid en buitenlands beleid betreffen: het hof had ten onrechte zelf vastgesteld dat er een duidelijk risico op ernstige schendingen bestond. In plaats daarvan moet de minister die feitelijke en beleidsmatige afweging opnieuw maken; de rechter kan vervolgens de uitkomst toetsen.

Na het vonnis van het hof had de minister de vergunning al zodanig aangepast dat uitvoer van de F-35‑onderdelen naar Israël niet is toegestaan; die aanpassing blijft gelden totdat de minister een nieuw besluit neemt. De uitkomst van de herbeoordeling kan later opnieuw aan de civiele rechter worden voorgelegd.