HvJ EU: Polen schond Europees recht met voorrang eigen grondwettelijk hof
In dit artikel:
Het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) oordeelde op 18 december 2025 dat het Poolse constitutionele hof de fundamentele principes van het Unierecht heeft geschonden. Aanleiding waren twee uitspraken van dat Poolse hof van 14 juli en 7 oktober 2021, waarin werd gesteld dat de Poolse grondwet voorrang zou hebben boven EU-wetgeving. De Europese Commissie startte daarop een inbreukprocedure, en het HvJ heeft de klacht van de Commissie volledig toegewezen: Polen heeft zijn EU-verplichtingen niet nageleefd.
Het HvJ stelt dat het Poolse hof daarmee nationale rechters de bevoegdheid ontneemt om te toetsen of procedures voor benoeming van rechters – inclusief besluiten van de nationale raad voor de rechtspraak (KRS) – rechtmatig zijn. Ook werden door het Poolse hof eerdere voorlopige maatregelen van het HvJ verworpen, hetgeen volgens het EU-hof het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming aantast. De arresten ondermijnen volgens het HvJ bovendien kernaspecten van de EU-rechtsorde, zoals de autonomie, voorrang en doeltreffendheid van het Unierecht, alsmede de bindende werking van de jurisprudentie van het HvJ.
Het Hof benadrukt dat Polen zich niet kan beroepen op zijn grondwettelijke identiteit om zich te onttrekken aan in artikel 2 VEU verankerde waarden (zoals rechtsstaat en onafhankelijke rechtspraak); die waarden werden door Polen bij toetreding aan de Unie aanvaard en brengen bindende verplichtingen met zich mee. Nationale rechters mogen de reikwijdte van Unierechten niet eenzijdig vastleggen; bij twijfel moeten zij via een prejudiciële procedure het HvJ raadplegen.
Ten slotte concludeert het HvJ dat de benoeming van drie rechters in december 2015 en van de president in december 2016 niet voldeed aan fundamentele benoemingsregels, waardoor het Poolse constitutionele hof niet voldoet aan de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid zoals vereist onder het Unierecht.