Hoge Raad vernietigt veroordeling klimaatactivisten
In dit artikel:
De Hoge Raad heeft op 30 september 2025 de veroordelingen van acht klimaatactivisten vernietigd en hun zaken terugverwezen naar het gerechtshof in Den Haag. Het gaat om protesten in het toenmalige ministerie van Economische Zaken en Klimaat (20 oktober 2020), in ING‑gebouwen (9 juli 2022) en in het gebouw van de Tweede Kamer (11 juni 2019). Het hof had de activisten eerder schuldig bevonden aan lokaalvredebreuk en het verstoren van een vergadering; de verdachten hadden tegen die uitspraken cassatie ingesteld.
De Hoge Raad onderzocht of bij die veroordelingen de artikel 10‑vrijheid van meningsuiting en artikel 11‑vrijheid van vreedzame vergadering van het EVRM voldoende in aanmerking zijn genomen, waarbij hij verwijst naar relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Uit het arrest volgt dat strafrechtelijke sancties niet per definitie onverenigbaar zijn met demonstratierechten, mits ze voldoen aan de EVRM‑criteria (wettelijkheid, gerechtvaardigd doel en noodzakelijkheid in een democratische samenleving). De Hoge Raad oordeelt echter dat het hof óf dat juridische kader niet correct heeft toegepast óf onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verweer dat vervolging te ver ging is verworpen, vooral nu politie en justitie volgens het hof met minder ingrijpende middelen hadden kunnen volstaan.
Specifiek over de actie in de Tweede Kamer merkt de Hoge Raad op dat meegewogen mag worden of een demonstratie het parlementaire proces wilde verstoren, maar dat het gerechtshof niet voldoende heeft uitgelegd of daarvan sprake was en of zwaarder optreden dan een aanhouding gerechtvaardigd was. De zaken moeten nu opnieuw worden beoordeeld door het hof.