Hoge Raad: opzegging 290-bedrijfsruimte uitsluitend om hogere huurprijs te verkrijgen niet toegestaan

In dit artikel:

Een verhuurder zette een huuroverhouding voor bedrijfsruimte stop nadat een derde bereid bleek aanzienlijk meer te betalen: de zittende huurder betaalde circa €488.000 per jaar, een concurrent bood €755.000. Omdat huurder en verhuurder geen nieuw hoger huurbedrag overeenkwamen, sprak de verhuurder de huurovereenkomst op om de hogere opbrengst veilig te stellen. De Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat dat niet mag: op grond van het stelsel en de wetsgeschiedenis van het Burgerlijk Wetboek kan art. 7:296 lid 3 BW niet worden gebruikt om een overeenkomst voor bedrijfsruimte (art. 7:290) louter te beëindigen met het oog op het innen van een hogere huur. Opmerkelijk is dat deze uitkomst afwijkt van de conclusie van de advocaat‑generaal. De uitspraak benadrukt de bescherming van de huurder tegen beëindiging uitsluitend om commerciële winstmaximalisatie.