Geen geopolitiek, maar respect voor recht: waarom de NOvA moet handelen ten aanzien van Gaza
In dit artikel:
Op 2 december 2025 organiseren een groep Nederlandse advocaten een bijeenkomst om de gevolgen van de gebeurtenissen in Gaza voor de internationale rechtsorde en de eigen rechtspraktijk te bespreken. Zij vinden de vergadering noodzakelijk: de situatie in Gaza — met naar schatting 65.000 doden, grootschalige ontheemding (90% van de bevolking), vernietigde woningen, wegen, ziekenhuizen en scholen — schendt volgens hen fundamentele normen van het internationaal recht. Ook de juridische infrastructuur is zwaar getroffen: rechtbanken, kantoren en het hoofdkantoor van de Palestijnse Orde van Advocaten liggen in puin en circa 200 collega-advocaten zouden zijn omgekomen.
Belangrijke juridische achtergrond vormt een arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 november 2025. Dat hof oordeelde dat het voldoende aannemelijk is dat er een ernstig risico bestaat dat Israël in Gaza genocide pleegt en dat er een duidelijk risico is op schendingen van het internationaal humanitair recht. Het hof sluit hiermee aan bij eerdere conclusies van het Internationaal Gerechtshof en stelt dat Nederland op grond van het Genocideverdrag en de Geneefse Conventies een actieve inspanningsplicht heeft om zulke schendingen te voorkomen. Het hof waarschuwt bovendien dat afwachten op een definitief oordeel van het IGH de praktische werking van die verdragsverplichtingen zou ondermijnen; rapporten van organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch worden daarbij als aanvullende bronnen genoemd.
De initiatiefnemers benadrukken dat deze ontwikkelingen geen louter politieke kwestie zijn maar direct raken aan de Nederlandse rechtsorde. Internationaal recht is via de artikelen 90–94 van de Grondwet onderdeel van onze rechtstaat en vormt dagelijks de basis van advocatenwerk. Als staten het internationaal recht selectief toepassen of negeren, ondermijnt dat de legitimiteit van die rechtstaat en de positie van Nederlandse juristen.
Vanwege haar status als publiekrechtelijk lichaam (art. 134 Grondwet) en haar wettelijke taak uit de Advocatenwet (met name art. 10 lid 2) moet de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) volgens de initiatoren onderzoeken welke maatregelen zij, binnen haar bevoegdheden, kan nemen om bij te dragen aan het voorkomen en beëindigen van genocide en schendingen van humanitair recht. Men wijst op bestaande internationale betrokkenheid van de NOvA — lidmaatschap van de IBA en CCBE en eerdere acties zoals solidariteit met de Syrische, Oekraïense en Amerikaanse balies — en noemt het daarom inconsequent dat tot nu toe geen solidariteit is betuigd aan de Palestijnse Orde van Advocaten.
Verder pleiten de initiatiefnemers dat de NOvA steun moet bieden aan advocaten die last hebben van internationale sancties, zoals de VS-maatregelen tegen medewerkers van het Internationaal Strafhof naar aanleiding van de ICC-arrestatiebevelen van 21 november 2024 tegen Israëlische leiders. Ze benadrukken dat eventuele maatregelen of solidariteitsbetuigingen de onafhankelijkheid van individuele advocaten niet aantasten en geen precedent zouden vormen voor willekeurige ingrepen: het doel is juist het versterken van een consistente internationale rechtsorde.
De briefschrijvers besluiten met een oproep tot debat en een morele vraag: wat zullen zij later antwoorden op de vraag wat zij destijds hebben gedaan? De verklaring is ondertekend door meerdere advocaten; volledige standpunten en ingediende moties zijn via bijgevoegde documenten beschikbaar.