Advocaat adviseerde BV, maar later optreden tegen een van de aandeelhouders mocht niet

In dit artikel:

In een tuchtzaak wees een advocaat erop dat zijn advies over een aandeelhoudersovereenkomst "slechts gericht aan de bv" was, maar dat weerhield hem er later niet van om niet te mogen optreden tegen een van de aandeelhouders. Het Hof van Discipline oordeelde dat je niet alleen naar die ene verklaring moet kijken, maar naar de hele context van de opdracht en de verwachtingen die daaruit voortvloeien. De kern van de zaak speelt in Nederland en draait om de vraag of en wanneer een advocaat ook belangen van individuele aandeelhouders vertegenwoordigt of daarvoor daardoor in een belangenconflict kan raken.

Het Hof benadrukte dat advies aan de vennootschap soms impliciet ook bescherming van aandeelhoudersbelangen kan behelzen, zeker als de inhoud van de overeenkomst rechtstreeks hun rechten en positie raakt. In zulke gevallen kan nadien optreden tegen een (voormalig) betrokken aandeelhouder onverenigbaar zijn met de beroepsregels over onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid. De uitspraak maakt duidelijk dat advocaten bij ondernemingsadvies expliciet moeten vastleggen wie hun cliënt is en welke beperkingen er gelden voor later optreden tegen betrokkenen. Praktisch betekent dit voor advocaten: heldere afspraken, schriftelijke cliëntidentificatie en, waar nodig, vooraf verkregen toestemming om toekomstige belangenconflicten te vermijden.